|
Usuarios conectados
Actualmente hay 5949 visitantes y 16 usuarios online.
|
Productos
|
Información
|
Destacado
|
|
|
|
|
No hay comentarios de productos.
Tips voor het gebruik van de gasbranders
Draai om te beginnen de knop altijd op symbool �grote vlam� ( ) en kies daarna de gewenste stand. De buitenkant van de vlam is veel heter dan de binnenkant. Daarom moeten de punten van de vlam de bodem van de pan raken. Te grote vlammen betekenen gasverspilling. Voor het koken op gasbranders hoeven de pannen geen vlakke bodem te hebben; de vlam raakt de bodem en verdeelt de hitte over het gehele oppervlak. Pannen met een dunne wand geven de warmte sneller aan de inhoud door dan pannen met een dikke wand. Omdat de hitte niet gelijkmatig over de panbodem wordt verdeeld, worden de levensmiddelen soms slechts gedeeltelijk verhit. Daarom dient u regelmatig te roeren. Een dikke panbodem voorkomt gedeeltelijke oververhitting omdat deze voldoende thermische compensatie biedt. Gebruik geen al te kleine pannen. Brede en lage pannen zijn geschikter dan smalle en hoge pannen omdat ze voor snellere opwarming zorgen. Het koken gaat niet sneller als u een smalle pan op een grote brander zet. Het resultaat is alleen gasverspilling. Zet kleine pannen op een kleine brander en grote pannen op een grote brander. Plaats een deksel op de pan om het gasverbruik te reduceren.
Tips voor het gebruik van de oven
Gebak
Verwarm de oven minstens 10 minuten voor, tenzij anders wordt aangegeven. Open de ovendeur niet als u gerechten bereidt die moeten rijzen (bijv. gistdeeg); de straal koude lucht stopt het rijzingsproces. Om te controleren of gebak gaar is, steekt u er een cocktailprikker in: als deze er schoon uitkomt, is het gebak klaar. Wacht tot minstens 3/4 van de baktijd om is voordat u deze controle uitvoert. Als gebak aan de buitenkant gaar is, maar aan de binnenkant nog niet, zijn een lagere temperatuur en een langere baktijd nodig. Als het gebak droog is, zijn een hogere temperatuur en een kortere baktijd nodig. Vlees dat van binnen rood moet blijven braadt u eerst op een hoge temperatuur, daarna verlaagt u de temperatuur. De braadtemperatuur voor wit vlees kan van begin tot einde gematigd zijn. U kunt controleren hoe gaar het vlees is door er met een vork op te drukken: als het vlees niet meegeeft, is het gaar. Wacht na het braden minstens 15 minuten voordat u vlees gaat snijden, zo gaat er geen braadvocht verloren. U kunt borden en schalen op de laagste temperatuur in de oven warmhouden.
Vis
Kies voor kleine hoeveelheden vis altijd een hoge temperatuur. Kies voor middelgrote hoeveelheden vis eerst een hoge en dan geleidelijk een lagere temperatuur. Kies voor grote hoeveelheden vis een gematigde temperatuur. Controleer of gebakken vis gaar is door voorzichtig een stukje op te tillen; het visvlees moet gelijkmatig wit en ondoorschijnend zijn, behalve natuurlijk bij zalm, forel e.d.
Vlees
Vlees dat u in de oven wilt braden moet minstens 1 kg wegen, anders wordt het te droog. Als u vlees met een lekker kleurtje wilt, gebruik dan heel weinig olie. Als het vlees mager is, gebruik dan olie of boter of beide. Als het vlees een reep vet heeft, zijn boter of olie niet nodig. Als het vlees slechts aan één kant een reep vet heeft, leg deze kant dan naar boven; als het vet smelt, verspreidt het zich over de rest van het vlees. Rood vlees dient u een uur van te voren uit de koelkast te halen, anders kan het door de plotselinge temperatuurwisseling taai worden. Het vlees, vooral rood vlees, niet vóór het braden al zouten; zout onttrekt sap en bloed aan het vlees, waardoor er geen bruin korstje kan ontstaan. Haal het vlees na de helft van de braadtijd even uit de oven om het te zouten. Zet het vlees in een lage schaal in de oven; een hoge schaal houdt de warmte tegen. U kunt het vlees in een ovenvaste schaal of direct op het rooster leggen. Zet dan de braadslede onder het rooster om het braadvocht op te vangen. Ingrediënten voor jus voegt u direct toe als het vlees een korte braadtijd nodig heeft, anders gedurende de laatste 30 minuten van de braadtijd.
Grilleren
Onderstaande levensmiddelen zijn geschikt om te grilleren: - vlees in plakken of stukken in verschillende maten, maar niet al te dik; - gevogelte in tweeën gesneden en plat gedrukt; - vis; - sommige soorten groente, bijv. courgettes, aubergines, tomaten; - spiezen met vlees of vis en zeevruchten. Vlees en vis met wat olie bestrijken en op het rooster leggen. Vlees pas tegen het einde van de grilltijd zouten; vis vóór het grilleren aan de binnenkant zouten. Afhankelijk van de dikte van het vlees plaatst u het rooster dicht bij of ver van het grillelement. Zo voorkomt u dat het
9
|
|
|
> |
|