ONDERHOUD EN REINIGING
BEHUIZING EN BEDIENINGSPANEEL
� Gebruik gewone, voor de huishouding gebruikte reinigingsmiddelen (gebruik geen schuurmiddelen). Maak de oppervlakken droog met een zachte doek. 1 2 2
�
WASMIDDELLADE
1. Maak de lade los en trek hem naar buiten trekken; druk hiervoor zachtjes op de ontgrendelingshendel. 2. Haal de sifons weg (sifon van het vakje voor wasverzachter, sifon van het bleekmiddel en het gekleurde doseringshulpmiddel voor vloeibaar wasmiddel). 3. Spoel onder stromend water schoon. 4. Plaats de sifons in de wasmiddellade en duw ze vast.
DEURMANCHET
� � Maak het zo nodig schoon met een vochtige doek. Controleer het manchet regelmatig op vreemde voorwerpen.
5. Schroef de slang(en) los van de machine. 6. Haal het filter met een tang uit de wasmachine en maak het schoon. 7. Zet het filter terug en schroef de aansluiting weer op de machine. 8. Open de waterkraan en controleer of de verbindingen niet lekken
FILTER VAN DE WATERSLANG
Controleer het filter regelmatig en maak het schoon. 1. Draai de waterkraan dicht. 2. Schroef de watertoevoerslang van de kraan. 3. Verwijder het filter en maak het schoon. 4. Zet het filter weer terug en schroef de toevoerslang vast op de waterkraan. �
FILTER VOOR VREEMDE VOORWERPEN
� Controleer het filter regelmatig, minstens twee of drie keer per jaar, op vreemde voorwerpen en maak het schoon als het nodig is (zie �Het filter voor vreemde voorwerpen verwijderen�).
KINDERBEVEILIGING
Draai, om te voorkomen dat de wasmachine op een onjuiste manier wordt gebruikt, de plastic schroef aan de binnenzijde van de deur met de dikke afgeronde hoek van het gekleurde inzetstuk dat in de wasmiddellade zit of gebruik hiervoor een muntstuk. 1. Als de gleuf verticaal is (veiligheidstand): de deur kan niet worden gesloten. 2. Als de gleuf horizontaal is (normale stand): de deur kan worden gesloten. 1 2